Geen weg terug

De fatale laatste seconden tikken weg…

Vastgesnoerd lig ik op het bed. Een hard bed, het is niet ontworpen voor comfort of gemak. De ruimte om me heen is dat ook niet. Niet voor mij, tenminste. Vlak voor me hangt een grote klok, de secondewijzer tikt ritmisch mijn tijd weg. Letterlijk. Vijf minuten, meer is het niet.
Het leven is hard en onrechtvaardig, maar ik heb me er bij neergelegd. Ik moet wel, ik kan ook niet anders. De beelden flitsen opnieuw voor mijn geestesoog voorbij. Niet voor de eerste keer, maar misschien eindelijk wel voor de laatste. Die noodlottige nacht, vijftien jaar geleden. Er hadden schoten geklonken in het steegje, een schreeuw, rennende voetstappen. De meeste mensen zouden rechtsomkeert hebben gemaakt. Ik niet. Toen ik dichterbij kwam zag ik de man liggen, bloedend, stervend. De boosdoener lag naast hem en in een reflex pakte ik het op, hiermee mijn eigen noodlot bezegelend.
Vier minuten. De politie was wonderlijk snel ter plaatse. Er waren verhoren en natuurlijk een rechtszaak. En er waren getuigen die mij met graagte aanwezen. Stellig. Veroordelend. Niets van wat ik zei maakte indruk. Had ik niet zelf dat wapen in handen gehad toen de politie kwam?

Nog maar drie minuten. Mijn zaak was niet meer dan routine, het oordeel lag al vast. Een dure advocaat had ik niet. Of het verschil zou hebben uitgemaakt? Wie zal het zeggen. Ze hebben het geprobeerd, dat doen ze nog steeds. Ik geloof er al lang niet meer in.

Een man schuift gordijnen weg van de ramen. Achter het ene raam zie ik mijn geliefden met betraande gezichten. Achter het andere raam kijken onbekende gezichten me vol woede en haat toe. Ik zou ze willen toeroepen: ‘Ik was het niet!’ Maar ik weet, ze horen me niet, ze hebben me nooit willen horen, nooit willen geloven.
Twee minuten. Dan is het gedaan.

Er komt een man op me af, een verpleger, hoe wrang is dat? Het is zijn taak om een infuus aan te leggen. Als dat gedaan is wijst de klok nog één minuut aan. Een streng uitziende man maakt een gebaar. Het is te vroeg, hij berooft me van mijn laatste seconden. Dit is het dan. De ingespoten vloeistof maakt me slaperig. Terwijl alles om me heen vervaagt en donkerder wordt blijft het beeld van de strenge man nog even hangen op mijn netvlies.

Hij kijkt naar de klok. Het is exact acht uur en precies op dat moment hoort hij het belsignaal van zijn telefoon. Hij neemt op.

Terwijl ik definitief wegzak in de eeuwigheid hoor ik hem vanaf de randen van het leven nog roepen. ‘Stop!’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *