De afrekening

Tijd om de rekening te vereffenen…

Afbeelding door Wim van ‘t Einde via Unsplash

Langzaam minderde de locomotief snelheid om precies bij het perron van het kleine stationnetje stil te houden. Het is wellicht wat overbodig om te vermelden, maar ook de overige wagons van de trein volgden dit goede voorbeeld, zodat ik heelhuids uit kon stappen. Een duister figuur met een breedgerande hoed nam me van top tot teen op en kitste verveeld een tabakspruim in de richting van de roestige spoorstaven. Het bleek een hele uitdaging voor hem, die, getuige de bruine plekken op het perron, bij herhaling mis was gegaan. Ook deze keer strandde zijn poging halverwege.

‘Dag vreemdeling,’ sprak hij met lijzige stem, terwijl hij een oude poederdoos tevoorschijn haalde, waaruit hij een nieuwe dot pruimtabak plukte, ‘wat voert jou hierheen?’

De pruim verdween achter zijn gele tanden en hij begon met een verzaligde uitdrukking op zijn gezicht traag te knauwen. ‘Weet je niet wat we hier met ongewenste vreemdelingen doen?’ Het nonchalante gebaar waarmee hij zijn jasje opende was niet mis te verstaan, en het brede mes in zijn gordel, een taartschep was er niks bij, was al even duidelijk.‘

Als ik een vreemdeling zou zijn zou ik misschien bang worden, het is duidelijk dat je me nog niet herkend hebt.’

Opmerkzaam nam hij me opnieuw scherp op, verbleekte toen en raakte met een geschrokken uitdrukking op zijn gezicht een momentje het konijnenpootje aan dat aan een zilveren kettinkje om zijn nek hing en maakte zijn boordenknoopje wat losser. ‘Jij?’ bracht hij met moeite uit.

‘Jazeker, Pete, het wordt tijd dat ik voor eens en voor altijd met je afreken.’

Blijkbaar stond die gedachte hem niet zo aan, want binnen enkele seconden was hij van het perronnetje verdwenen. Geen punt, ik zou hem later ongetwijfeld nog tegen het lijf lopen.

In het stoffige straatje voorbij het station heerste de gezapige rust van voorbije tijden. De weinige etalages boden, zoals verwacht, een vrij troosteloze aanblik, met vergeelde verpakkingen en kranten met vage foto’s van de een of andere politicus of presentator, ik heb het altijd ingewikkeld gevonden om die uit elkaar te houden. Tegen een van de gevels hingen, het is een beeld van alle tijden, wat opgeschoten jongelui zich te vervelen. De moderne tijd heeft hier toch een voorzichtige entree gemaakt. In plaats van grote koptelefoons consumeerde het stelletje hun muziek via kleine dopjes die in hun oor geprikt waren. Erg eensgezind was dit allemaal niet, uit hun bewegingen kon ik opmaken dat zij allemaal iets anders beluisterden.

De saloon was niet ver, via de halfhoge klapdeurtjes drong het geluid van stemmen en de geur van goedkope drank tot me door.

Toen ik de deurtjes openduwde verstomden alle gesprekken. Het was duidelijk dat mijn komst was aangekondigd, Pete was sneller geweest dan ik had gedacht. Bij de lange tapkast wachtte hij me op. Het pistool lag dreigend in zijn hand en het wees, niet onverwacht, al even dreigend in mijn richting.

‘Er is er maar één die afrekent,’ riep hij, ‘en dat ben ik!’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *