Na de dood het leven

Met het einde in zicht volstrekt zich een wonder en een kans. De vraag is: maak je er gebruik van of niet?

Mijn wereld wordt kleiner en mijn tijd loopt bijna af. Onvermijdelijk tikken de uren en minuten weg. In dagen tel ik al niet meer. Ik heb me er bij neergelegd, ik kan ook niet anders. Mijn laatste hartenklop en mijn laatste ademtocht komen onafwendbaar dichterbij, waarschijnlijk vandaag en heel misschien morgen.

Ik lig op mijn bed. Mijn lijf heeft me hopeloos in de steek gelaten. Allerlei naalden en slangetjes zitten in me gestoken, allerlei meters en apparaten zoemen, knipperen en piepen om me heen. Het heeft allemaal geen zin, wat mij betreft kan al die rommel het raam uit. Maar helaas, mijn spieren werken niet meer, en geluid kan ik niet meer uitbrengen. Het enige dat ik nog kan is ronddraaien in mijn eigen gedachten, ronddraaien tot ik er gek van word. Ik kan op geen enkele manier vertellen dat de stekker er uit kan, dus wat kan ik anders dan het zo maar laten? Het duurt toch niet lang meer.

Buiten klettert de regen met bakken uit de lucht. Ik zie het niet, maar hoor hoe de regenvlagen tegen het raam slaan. Bliksemflitsen en donderslagen geven een spannend, maar apocalyptisch effect, als voorbodes van het hiernamaals en het oordeel dat me te wachten staat.

De deur gaat open. Een jonge verpleger komt de kamer binnen.  O, het maakt me razend om die jonge mensen te zien die hun hele leven nog voor zich hebben, die na hun dienst dit ziekenhuis kunnen verlaten. Die nog kunnen lachen, bewegen, eten, vrijen, alles wat ik niet meer kan of zal meemaken. Jonge mensen die liefde en aandacht, plezier, nieuwe ervaringen in overvloed voor zich hebben liggen, die zelf vaak nog niet half weten hoe waardevol dat is. Geniet, zolang het nog kan. Het kan zomaar ineens voorbij zijn, dan lig je ingesnoerd en behangen met sensors, naalden en kabels. Dan lig je in luiers en op plastic matjes omdat je nergens meer macht en kracht hebt en alles samen met je laatste restje eergevoel moet laten lopen. O, ik haat iedereen die heeft wat ik niet meer heb en nooit meer krijgen zal. Het maakt me razend hun meewarige gezichten te zien, hun lieve, zogenaamd troostende woordjes te horen. Ik wil het niet horen, ik wil hun medelijden niet, ik wil leven, ik wil leven! Een traan ontsnapt me en drupt langs mijn wangen. De verpleger ziet het en neemt me met een medelijdende blik mijn laatste restje emotie met een doekje af. O, ik haat hem!

De verpleger komt mijn metertjes controleren, mijn verbanden, of de naalden nog goed zitten en het infuus voldoende doorloopt. Zinloos, het is allemaal zo zinloos!
Buiten knettert het onweer nu in volle hevigheid rond het ziekenhuisraam. Het is dichtbij, flitsen en donderslagen zitten kort op elkaar.

Dan slaat het noodlot toe.

Er is een nieuwe bliksemflits die dwars door het raam inslaat op de apparatuur rond mijn bed. De verpleger, ikzelf, alle machines en alles wat er in de kamer is, we worden één moment in een flits van energie en kracht gevangen. Het is te heftig, te veel en het wordt me zwart voor de ogen.

Als ik weer wakker word is het donker. Alle elektriciteit, alle apparatuur is uitgevallen. Ik voel me vreemd, ik voel een vreemde spanning en mijn hoofd bonst. Ik grijp naar mijn hoofd en ik wrijf door mijn ogen. Wat een klap was dat. Meteen daarna realiseer ik me dat er iets niet klopt. Ik kan helemaal niet door mijn ogen wrijven, ik kan immers geen spier meer bewegen. En toch doe ik dat nu. Er is nog iets dat niet klopt. Ik voel het ziekenhuisbed niet meer onder me, ik voel geen kabeltjes of wat dan ook.

Als de noodverlichting in de ziekenhuiskamer aanflitst zie ik dat ik op de grond lig. Dat moet een flinke klap zijn geweest, als het me uit mijn bed heeft kunnen krijgen. Het is vreemd en onwerkelijk de sensaties in mijn spieren te voelen als ik voorzichtig probeer op te staan.

Ik voel bloed stromen door de aderen, ik voel een stevige hartslag, ik voel me in de kracht van mijn leven. Ik zie mijn handen. Krachtige handen, maar zacht en soepel. Ik heb geen pyjama meer aan, maar ik draag een witte jas. Wat gebeurt er toch?

Dan valt mijn oog op het bed. Uitgemergeld en krachteloos zie ik mezelf, nee, zie ik mijn lijf in het bed liggen, met wijd opengesperde ogen die glanzen van angst en hulpeloosheid. Een golf adrenaline schiet door me heen als ik een glimp van de waarheid probeer te bevatten en ik lach, ik lach onbeheerst, ik kan er niet mee stoppen, minutenlang.

Dan gaat de deur open. Een verpleegster komt binnen. ‘De bliksem is ingeslagen,’ roept ze tegen mij, ‘Alles goed bij jou, Joost en hoe is het met de patiënt?’

Even kijk ik naar de uitgemergelde gestalte op bed en kan maar met moeite mijn grijns onderdrukken. Het wonder dringt nu in volle hevigheid tot me door.‘

Alles is héél goed met mij,’ zeg ik, ‘ik zal de patiënt nog even controleren.’

De verpleegster knikt en vertrekt weer.

En ik blijf achter met mezelf op dat bed. De grijns kan ik niet meer binnenhouden. Terwijl het onweer flitst en dondert en de regen nog steeds in heftige windvlagen neer gutst overdenk ik mijn situatie, mijn mogelijkheden. Het was een onmogelijke kans van één op vele miljarden, maar zo’n kans mag je niet laten lopen. Stel je voor dat een volgende flits de situatie weer omdraait en ik weer hulpeloos in mijn eigen lichaam op dat bed lig.

Mijn besluit is snel genomen.  Ik pak het hoofdkussen onder het hoofd van mijn zieke lichaam vandaan en druk het op de mond. Er is niet veel tijd nodig. Er spreekt uit de ogen paniek, een ziekelijke en wanhopige angst, maar daar laat ik me niet door weerhouden. Ik druk door terwijl ik mijn uitgemergelde lijf vermoord. Ik zie het licht in de ogen van mijn lijf waarin nu de verpleger gevangen zit uitdoven, terwijl mijn nieuwe lijf een golf van triomf en geluk ervaart.

Het is klaar, gedaan, onomkeerbaar.

Het hoofdkussen schuif ik terug onder mijn dode hoofd en ik loop de kamer uit. Ik kom de verpleegster op de gang tegen. ‘Helaas’, zeg ik, ‘hij heeft het niet overleefd.’

Ik loop de gang uit, de afdeling af. Een paar minuten later loop ik bevrijd door de regen mijn nieuwe leven tegemoet.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *