Het oude winkelpand

Waarom ben ik hier toch naar binnen gegaan?

1. Hij

Het eerste dat me opvalt als ik de deur van het oude winkelpand open maak, is de stilte. Een haast gewijde, maar vooral stoffige stilte kruipt me tegemoet. Het woord ‘welkom’ op de versleten mat doet vreemd aan, er is niets om welkom te heten, niets om het te zijn. Het pand is verlaten, vergeten. Scheuren in de rolluiken die voor de ramen zijn bevestigd laten maar enkele lichtstralen binnen.
Onverlaten hebben de overgebleven rijkdommen al lang geleden geplunderd, de onwaardige restjes zijn achtergebleven. Er ligt een tafel waaraan één poot ontbreekt. Het tafelkleed, half verteerd, is eraf gegleden. Een oude stoel ligt er langs. Er liggen scherven van flessen. Wat todden. Aan de muren zijn lichtere vlekken te zien waar eens mooie reclameposters gehangen hebben. Eén half afgescheurd aanplakbiljet hangt er nog, het prijst de reclameaanbiedingen van die laatste week aan. Twee tubes tandpasta voor de prijs van één. Kaas, melk en yoghurt met 10 procent korting. De prijzen zijn nog in guldens. Kun je nagaan hoe lang dit pand al leeg staat.
Wil ik dit eigenlijk wel? Waarom ben ik toch op die uitnodiging ingegaan? Ik weet het niet, het is één van die raadsels in het bestaan, één van de dingen die door het leven op je programma worden gezet. Het lichtknopje reageert niet. Natuurlijk niet, bedenk ik me, de stroom is al lang geleden afgesloten. Zonder extra licht probeer ik door te lopen, het is goed te weten dat ik een doosje lucifers in mijn zak heb, voor als het té donker zou gaan worden. Of het voldoende is, wie zal het zeggen. Had ik maar een kaars meegenomen, het is een gedachte die een glimlachje op mijn gezicht brengt. Wie heeft er tegenwoordig nou kaarsen op zak!
Volgens instructie open ik de deur achterin de winkelruimte. Hier is het nog donkerder, het schaarse licht dringt hier nauwelijks nog binnen. Aarzelend stap ik naar binnen. Ik kom niet ver. Ik voel plotseling een hand op mijn schouder.

‘Sta stil, niet verder lopen!’ klinkt een hese stem.

2. Zij

De sleutel brandt in mijn zak. Niemand heeft gemerkt dat ik hem heb weggenomen. Het is ideaal, het betekent een plekje voor mezelf, een plekje waar ik ongestoord mezelf kan zijn, met wie ik ook maar wil. En kan doen wat ik wil. En ook dát is een voordeel.

Voor vandaag heb ik voor mezelf een bijzondere verrassing op het programma gezet. Niet alleen voor mezelf, trouwens. Eindelijk, eindelijk!

Achter de tralies is het matglas van het kleine raampje in de achterdeur heel gebleven, op enkele barsten na. De achterdeur piept en kraakt als ik hem open. Ik kijk snel om me heen, wurm mezelf naar binnen en trek de deur zorgvuldig dicht. Die achterdeur is mijn geheim, dat wil ik graag zo houden.

Als ik om me heen kijk zie ik overal stof. Elke beweging doet iets ervan opdwarrelen, brengt iets ervan in de atmosfeer. Alles doet denken aan oude tijden. In mijn fantasie zie ik langs de wanden brandende fakkels. Onwillekeurig voel ik in mijn broekzak of ik een doosje lucifers bij me heb. Niet dus. Het is niet belangrijk, fakkels heb ik toch ook niet.

Zorgvuldig leg ik enkele attributen in de kale winkelruimte om het allemaal wat overtuigender te laten lijken. Met plastic handschoentjes vis ik het tafelkleedje dat ik op de stort had gevonden uit de tas en drapeer het voorzichtig over de restanten van de tafel. Er komt een zurige lucht van het ding af, een soort van verlopen yoghurt-damp. Smerig, maar het zorgt dat het allemaal wel echter is. Sfeer is belangrijk, het maakt mensen alert – of juist niet.

Tevreden kijk ik om me heen. Het is ideaal. Ik voel de grijns op mijn gezicht als ik naar het schermpje van mijn telefoon kijk om de tijd te raadplegen. Een kwartier nog, waarschijnlijk minder. Hij komt altijd te vroeg opdagen. Terwijl ik voorzichtig loop om het stof op de vloer niet teveel in beweging te brengen ga ik naar het achterste vertrek. Door een kiertje kan ik zien wat er gebeurt. Het duurt inderdaad niet lang, hij is keurig op tijd. Ik zie hem schattend om zich heen kijken. Een enkel lichtstraaltje valt toevallig op dat gezicht met die eeuwige tandpastagrijns.

Langzaam komt hij dichterbij. Heel langzaam. Maar het is geen probleem. Ik kan wachten, ik ben er klaar voor. Met de schaar in de aanslag wacht ik tot hij hier binnen komt. En dat moment is bijna daar. Even later leg ik mijn hand zwaar op zijn schouder. ‘Sta stil, niet verder lopen!’

3. En dan…

Mijn hart slaat een slag over en haalt dat daarna bonkend in. Heel voorzichtig draai ik mijn hoofd om.  Ik zie een gestalte, maar het is te donker om meteen te zien wie het is.

‘Heb ik je laten schrikken?’

Mijn vrouw!  Altijd van dit soort grappen! Opluchting en ergernis strijden om de voorrang.

‘Lekker hoor!’ antwoord ik wat mat.

‘Ja dus!’ Ik hoor haar giechelende lachje. ‘Nou, wat vind je ervan?’

‘Waarvan?’
‘Nou, van dit winkelpand natuurlijk.’
Ik kijk schattend om me heen. ‘Als het maar wat lichter zou zijn.’
‘Sorry, het licht is afgesloten en ik heb geen lucifers bij me.’
‘Ik heb een aansteker.’ Ik laat een vlammetje oplichten, dat flakkerend iets prijs geeft van de ruimte waarin we ons bevinden.
‘En?’

‘Het lijkt me heel geschikt. En verschillende ruimtes, dus we kunnen alles doen wat we op ons programma hebben staan.’

‘Dat dacht ik ook. We zouden fakkels langs de muren kunnen doen.’

‘En op die toonbank misschien wat van die versleten tafelkleedjes.’
‘Misschien ook wat maskers? Met die oplichtende tandpasta-tandjes?’
Ik knik, in dat blauwe licht worden die tandjes extra fel verlicht. Voor het griezelige effect is dat het mooiste. En natuurlijk hier en daar wat troep langs de kanten. Het is allemaal sfeerverhogend.

‘En voor het bloederige effect zorgen we voor yoghurt met aardbeienjam. Heel veel aardbeienjam. Dat is nog lekker ook.’

‘Precies.’

‘Ik zie het wel zitten, dit is een ideale plek!’

We knikken beiden instemmend. Stoffig, verlaten en een tikkeltje griezelig en geheimzinnig. Beter kan haast niet voor het griezelfeestje van onze kaartclub.

‘Waarom heb jij trouwens die schaar in je hand?’

‘Jij heb die nieuwe trui aangedaan vandaag. Ik snap niet dat jij dat niet voelt, maar ik kan er niet meer tegen.’
Ze grijpt in mijn nek en met een snelle beweging knipt ze het altijd omhoog stekende labeltje van mijn nieuwe trui af.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *