Alle berichten van Hans van Gemert

de klok horen luiden

Het kan zo feestelijk zijn als de klokken luiden…

Afbeelding door G-R Mottez via Unsplash

Het is een lange, zwoele avond. Onder de boom op het plein, gedeeltelijk uit het zicht van de lantaarnpalen staat een figuur. Of eigenlijk zijn het er twee, zo in elkaar verstrengeld dat je op afstand nauwelijks de ene persoon van de andere kunt onderscheiden. Het witte, nogal korte rokje van Simone zit omhoog gekruld en de hand van Joep doet zich tegoed aan de prettige ronde vormen die zich daaronder bevinden. Zijn andere hand houdt zich onder haar shirtje intensief met andere ronde vormen bezig en zijn lippen zijn strak op de hare gedrukt. Het is meer dan prettig, de wereld om hen heen vervaagt, omfloerst.

Ineens rukt Simone zich los. ‘Kom,’ zegt ze met een hese, wat trillende stem. ‘Laten we op een rustiger plekje verder gaan.’

Met bonzend hart van opwinding komt Joep achter haar aan. Zou ze het menen? Zou ze werkelijk bedoelen dat ze samen… ? De spanning in zijn lijf is onmiskenbaar, niet te negeren, en voelt enorm zichtbaar. Goed dat het laat, rustig en donker is.

Enkele momenten later staan ze in het oude kerkgebouw, waarvan de deur eigenlijk altijd open staat. Het gebouw is al enkele jaren niet meer in gebruik, tenminste niet voor georganiseerd gebed. Door de gebroken ramen valt het licht spaarzaam binnen.

‘Hier in de kerk?’ De grote donkere ruimte, waarin elk geluid, elke voetstap galmt spreekt hem niet zo aan. Bovendien, een kerk? Hoewel hij niet echt gelovig is en de kerk niet meer als gebedshuis wordt gebruikt stuit hem dat toch tegen de borst.

‘Nee gekkie, daar!’ Ze wijst naar de deur die toegang geeft tot de klokkentoren. ‘Daar boven is een prachtig plekje!’

‘Die deur is toch op slot!’

Zonder zijn reactie af te wachten loopt ze naar de deur en morrelt wat aan het slot. De deur zwaait open. Dan pas draait ze zich om. ‘Ik heb toevallig de sleutel te pakken gekregen. Kom je?’

Joep ziet haar staan, het witte minirokje steekt scherp af boven de gebruinde benen. Dit is zijn kans en hij aarzelt niet langer. Achter de deur bevindt een trap en de voetstappen van Simone klinken al boven hem. Hij kijkt. Het spaarzame maanlicht dat door het venster valt verlicht een moment het fladderende rokje en haar prachtig gevormde dijen. Daartussen een minuscuul stukje textiel. Het duizelt hem even. Ze is hem vooruit, een momentje later is ze aan zijn gezicht onttrokken. De trap lijkt een eindeloze lengte te hebben. Joep heeft geen keuze en hij begint te lopen. Aan het einde van de trap wacht hem immers de verrukking van een paradijs.

Boven bevindt zich een klein kamertje, enkele touwen lopen hangen van het plafond neer, touwen waarmee de klokken die nog steeds in de toren hangen in vroeger tijd met de hand geluid konden worden. In het midden van de vloer ligt een deken. Het duurt niet lang of de activiteiten van beneden worden vernieuwd en verhevigd voortgezet, niet langer gehinderd door kledingstukken.

Ritmisch en hartstochtelijk gaan ze volledig in elkaar op, zich niet langer bewust van de wereld om hen heen. Alleen zij zelf tellen, hun lichamen, de opwinding van het moment, de verwachting van de extase.

Simones armen en benen klemmen zich stevig om Joep heen, haar handen strelen, krabben zijn rug en grijpen naar zijn billen. Het afhangende klokkentouw hangt letterlijk voor de hand, ze grijpt, vindt er een moment een steuntje. Het touw geeft de beweging door naar boven. Op dat moment komt het klokkenspel feestelijk tot uitbarsting, onderstreept door de vrolijke klanken die in het duister van de nacht over het stille plein buitelen.

De trompet

Zo lang al lag de trompet in zijn koffertje…

Afbeelding door Wim van ‘t Einde via Unsplash

Hij lag wat verloren in een koffertje. Al jaren had hij het daglicht niet gezien. Lang, heel lang geleden haalde de oude heer hem nog wel eens tevoorschijn. Dan werd hij aan de lippen gezet en voelde hij de warme lucht weer door hem heen stromen. Een gevoel dat hem deed trillen, vibreren, en van genoegen liet hij dan een warme toon horen. De oude heer had er in zijn jonge jaren evengoed plezier in gehad, in het samenspel met zijn trompet. Er was nog die herinnering aan lang vervlogen tijden. Glimmend van trots had hij concerten bezocht en mensen in vervoering gebracht. Ze waren gelukkig, de man en hijzelf, een twee-eenheid die slechts leefde voor één ding: de muziek.

De tijd schrijdt voort, in een eeuwige cirkelgang van begin, leven en einde. De dag was gekomen dat hij niet meer meeging, dat het koffertje nog maar een kort moment per dag werd geopend. En zelfs die dagen gingen voorbij, de trompet zag nog maar zelden het daglicht, werd steeds langer en langer veroordeeld tot een bestaan in duisternis. Het gevoel van gemis, van treurnis had al lang geleden plaats gemaakt voor berusting.

Hoeveel dagen, maanden of jaren voorbij waren gegaan, hij wist het niet. Hoe zou je de tijd moeten meten in een donker koffertje? Maar toen waren er geluiden die hij zich nauwelijks nog kon herinneren, stemmen die zich ternauwernood door het omhulsel van het koffertje heen wisten te wurmen.

Toen het koffertje openging en het daglicht fris en fel naar binnenstroomde wachtte hij ademloos af. Kleine handen strekten zich naar hem uit, streelden hem en brachten lang vergeten herinneringen aan betere tijden boven.

‘Wat is dit oma?’ klonk een meisjesstem.

‘Dat is de trompet waar opa op speelde, ach kind wat is dat lang geleden.’

‘Kon opa goed spelen?’

‘Nou en of. Zo hebben we elkaar leren kennen, bij een concert.’ De oude vrouw glimlachte. ‘Hij betoverde me helemaal met zijn muziek.’

‘Ik vind hem prachtig.’ Het meisje streelde nog steeds over de harde trompethuid.

‘Ja.’

Even was het stil terwijl de oude vrouw toekeek hoe het meisje liefdevol naar de trompet keek.

‘Het is tijd voor nieuwe muziek, Anna,’ zei ze toen zachtjes. ‘Wil jij hem hebben?’

‘O oma!’ Het meisje viel haar grootmoeder om de hals. ‘Dank je wel!’

Heel voorzichtig tilde ze het instrument uit de koffer. De trompet voelde zich herleven en liet schetterend van geluk zijn vreugdevolle geluid horen toen het meisje hem aan de lippen zette.

de onmogelijke etage

Een lift kan het begin zijn van vreemde gebeurtenissen…

Afbeelding door Izhak Agency via Unsplash

Ik heb de smoor in. Mooier kan ik het niet zeggen. Het is zo’n dag waarop sinds het ontwaken zo’n beetje alles mis is gegaan, en het begon al met het veel te laat wakker worden. De baas klonk niet bepaald blij toen ik hem opbelde, en ik moest toegeven dat de koffiepauze inderdaad een wat laat eerste teken van leven op de werkdag was. En natuurlijk heb ik me daarna gehaast om het niet veel gekker te maken dan dat.

De plotselinge regen heeft me drijfnat en doorkoud gekregen en rillend schuif ik de lift in. Ik druk op het knopje 4, omdat ons kantoor op die verdieping gevestigd is.  De deuren sluiten zich en de lift zet zich in beweging. Zoals altijd kijk ik gefascineerd toe hoe de etagenummers elkaar opvolgen. De vierde verdieping is niet ver, tot vier tellen lukt me nog wel.

Het verwachte afremmen blijft echter uit en geërgerd druk ik snel nog eens op knopje 4. Geen effect, de lift vervolgt zijn opwaartse reis. Mijn ergernis neemt toe. Flink. Mijn ongerustheid trouwens ook. Hoe ver zou die lift nog kunnen doorstijgen?  Heeft er iemand met voorrang op een knop gedrukt, als dat al mogelijk is?

De schok waarmee de lift plotseling stil hangt zorgt voor een onverwacht en ongepland sprongetje. Een blik op de etagenummers zorgt voor een nieuwe schok, we zitten precies tussen de 13 en de 14 in. Nee hè, heb ik dat weer. Ik voel hoe mijn hart eerst een slag overslaat en vervolgens sneller gaat kloppen. Mijn handjes worden vochtig. Ik grijp al naar de noodtelefoon om een snelle melding te doen als de lift opnieuw in beweging komt. Heel langzaam, dat wel. Precies op de 13 etage blijft de lift opnieuw stil hangen. De deuren glijden open en tonen een lege gang met een nogal groot uitgevoerde ’13’ op de muur. Wat nu gedaan? In de lift blijven en hopen dat het goed komt? Geen haar op mijn hoofd die er aan denkt om in die lift te blijven, dan maar liever met de trap naar beneden. Met een snelle stap sta ik op de gang. De liftdeuren sluiten zich en de lift vertrekt meteen.

Ik kijk om me heen. Er is niemand te zien, het lijkt erop dat deze verdieping helemaal verlaten is. Kantoorvertrekken zijn hier niet, de ruimtes zijn niet ingericht en er is geen mens te zien. Het trappenhuis op de lagere verdiepingen bevindt zich vlak naast de lift. Ook hier is een deur, maar in plaats van de verwachte trap is er niets dan een lege kamer te zien. Vreemd.

Het duurt een kwartiertje voor ik het zeker weet. De verdieping is inderdaad volledig leeg en verlaten én er is nergens een trappenhuis te vinden. Er is maar één manier om weer naar beneden te gaan: de lift. Tenminste, een ontsnapping via de buitenzijde van het gebouw lijkt me vanaf deze hoogte geen optie. Ik haal diep adem en druk met frisse tegenzin op het knopje om de lift naar mijn dertiende etage te roepen. Gespannen kijk ik op de display terwijl de lift naderbij kwam. Tien, elf, twaalf, veertien…Op dat moment dringt het tot me door. Ons gebouw heeft helemaal geen dertiende etage…

de perfecte avond

Sommige avonden zijn zelfs meer dan perfect…

Afbeelding door Paul Einerhand via Unsplash

De avond was perfect verlopen. Het etentje dat Koen had voorbereid was meer dan lekker geweest en Chantal had er zichtbaar van genoten. Het muziekje op de achtergrond, de sfeervolle kaarsjes en de met zorg uitgekozen wijn hadden de avond tot vlak bij een nieuw hoogtepunt gebracht.

Samen zaten ze nu op de bank, de wijnglazen stonden goeddeels geleegd op het tafeltje en de muziek speelde nog steeds. Maar Chantal en Koen hadden geen oog en oor meer voor hetgeen er om hen heen gebeurde. Er bestond niets anders meer dan zijzelf, en ze waren nog maar nauwelijks als twee personen te onderscheiden. Hun lippen sloten zich om elkaar en verborgen de verstrengelende tongen, hun handen hadden de de nodige textiele hindernissen genomen en streelden daaronder elkaars huid en rondingen.
‘Vanavond gaat het gebeuren,’ flitste er even door Koen heen, een gedachte die de hevige verstrengeling intensiveerde met nieuwe passie en vurigheid.
‘O Koen,’ het klonk als een zucht, een zachte kreun toen Koen zijn aandacht verlegde naar haar oorlelletje, en al kussend via haar nek afdaalde. Met zijn handen knoopte hij haar knoopjes los en liet haar bloesje achter haar op de bank glijden. De weg was nu vrij om de sluiting op haar rug open te maken, waardoor haar borsten prompt en uitnodigend bereikbaar werden. Zacht kneedde en kuste hij ze waar hij maar kon.
In de tussentijd had Chantal zijn shirt vastgepakt, en dat geroutineerd over zijn hoofd getrokken. Genietend van naakte huid op naakte huid werkten hun vingers koortsachtig aan het verwijderen van de overige kledingstukken.
‘Ik wil je, ik wil je nu’, de uitnodiging klonk hees en opwindend. Hij was er meer dan klaar voor en bracht zichzelf voor het walhalla, meer dan bereid de uitnodiging aan te nemen – nu meteen.

‘Wacht,’ fluisterde Chantal, ‘heb je zo’n ding omgedaan?’
Licht verstoord door deze onderbreking op de drempel van het paradijs greep Koen naar een doosje, dat onopvallend achter het bloemenvaasje op het bijzettafeltje lag. ‘Tien stuks, extra sterk en extra veilig’, stond er in grote letters op, maar het doosje voelde verdacht leeg aan.
‘Waar wacht je op?’
‘Moment, ik moet even een ander doosje pakken.’

Met zichtbare tegenzin maakte hij zich los van haar. Inderdaad, het doosje was leeg. De kast bood geen soelaas en ook op de badkamer was niets te vinden. En dat net vanavond, en geen winkel in de buurt waar hij nog langs kon. Bij de buren gaan vragen? Geen optie, aan de ene kant woonde een ouder echtpaar en met de buren aan de andere zijde had hij nauwelijks contact. Bovendien, wat zou er van de stemming overblijven als hij nu de deur uit zou gaan?
Moeizaam en teleurgesteld bracht hij haar verslag uit, maar de warmte en het vuur wonnen het van de teleurstelling en het verstand.
Ze moesten er later nog vaak aan denken, aan die ene perfecte avond. Elke keer opnieuw, als ze samen hun perfecte kind bekeken.

onze teambuiling

Ik ben er geen voorstander van. Teambuilding. Maar soms moet het …

Toen we onze directeur de hele dag met een brede grijns op zijn gezicht hadden zien rondlopen hadden we al kunnen weten dat er iets bijzonders aan zat te komen. Voor de knuppels die het nog niet in de gaten hadden was er altijd nog de teamvergadering. Op de agenda was één agendapunt niet te missen en met een rode stift geaccentueerd: Teambuilding. Je kon er met geen mogelijkheid omheen.
Er zijn een hoop dingen op mijn werk waar ik een hekel aan heb, en het onderdeel ‘teambuilding’ staat met stip bovenaan. Laat mij maar gewoon mijn werk doen, ik geloof niet zo dat een dag op de hei vernieuwde inspiratie en energie geeft – het is eerder een startpunt voor een hoop gekonkel en geruzie. Maar goed, het woord van de directeur is wet. Wie zich daar niet aan conformeert: berg je maar!
Teambuilding dus, compleet met hangmat-sessies. Ik moet toegeven, er zit wel iets aantrekkelijks in dat soort onderdelen.


Vandaag is het dan eindelijk zover. Het hele team heeft zich verzameld en met een bus zijn we via een avontuurlijk weggetje afgeleverd op – ook dat moet ik toegeven – een schitterende locatie met fraaie uitzichten. Niet in het minst doordat de leiding van de dag in handen is gelegd in een tweetal bijzonder knappe dames, die ons met koffie, thee en een beschuitje ontvangen. Waarom geen koekjes? Omdat het, zo schijnt het, goed is soms iets onverwachts te doen of te ervaren.

Na de koffie wordt ons uitgelegd op welke wijze we in ons team de onderlinge banden optimaal gaan aanhalen en hoe we het beste in onszelf boven krijgen.
Verbondenheid, geborgenheid, inspiratie en creativiteit, dat zijn de thema’s van vandaag, aldus de beide dames. Om dat optimaal te beleven worden we meegenomen naar een bosachtige tuin. In een grote, op een draaischijf lijkende cirkel hangen aan de bomen kleurrijke hangmatten. Het is een kleine tik van mij, maar ik kijk dan meteen naar de wijze waarop die dingen zijn bevestigd, want ik voel weinig voor harde, onverwachte landingen. Gelukkig zit dat wel snor, ze zijn niet met spijkertjes of zoiets vastgemaakt maar met stevige touwen en haken.


Een momentje later liggen we daar met z’n allen, de voetjes naar elkaar en de blik gericht op de blauwe lucht en de boomtoppen. Zachtjes wiegt de wind ons op en neer, het geeft een gevoel van tijdloosheid. De stemmen van de twee organisatiedames klinken na enkele minuten steeds zachter. Ik geef toe. Het is rustgevend. Héél rustgevend. Ik hoop maar dat er een luid en duidelijk signaal wordt gegeven als het lunchtijd is…

zoals elke ochtend

De hele dag kan ik ernaar uitkijken: de volgende ochtend

Het is maandagochtend, 7:23uur.
De trein die me naar mijn werk moet brengen rijdt voor op spoor 12. Zoals altijd haast ik me om als een van de eersten de deuren te openen en naar binnen te gaan. Snel links af, naar mijn favoriete zitplaats bij het raam. Ik heb geluk, er zit nog niemand.


Als de trein zich twee minuten later in de richting van Utrecht in beweging zet, zit ik met mijn neus tegen het raam gedrukt op de uitkijk. Ik tel de seconden af. 5,4, 3, 2, 1, en…


Precies op tijd rolt de trein uit Utrecht het station binnen. Ademloos scan ik de gezichten die langzaam voorbijkomen. Sinds ik haar twee weken geleden voor het eerst heb gezien, kruisen onze blikken elkaar elke dag. Het is twee, drie seconden, meer is het niet, want dan spoeden onze treinen zich in verschillende richtingen uiteen.

Ja, ze zit er weer, ook voor het raam. Haar ogen zien me, ik zie de hare. Onze monden krullen zich in een zwakke glimlach.

Nog één oogopslag, ééntje maar, dan is het weer voorbij. Ik kan niet wachten tot de volgende ochtend.

Jawel, te laat

Jawel, te laat

De tijd tussen wakker worden en op het werk verschijnen is niet altijd lang genoeg…

Mijn wekker braakt, veel te vroeg naar mijn zin, onaangename en niet te negeren geluiden uit. Met een woest gebaar leg ik het rotding het zwijgen op en vermoeid wrijf ik door mijn ogen. Het is mijn eigen schuld dat ik nog zo moe ben, dat weet ik best. Elke ochtend mopper ik op mezelf dat ik ’s avonds niet zo lang in bed moet liggen lezen. Als rechtgeaard boekenwurm vergeet ik alle goede voornemens als het weer avond is. Ik ben momenteel bezig met een spannend boek, dat ik haast niet weggelegd krijg. ‘De Wonderballetjes’, heet het en ik kan het je van harte aanbevelen.
Het is nog donker in de kamer, maar ik weet al precies hoe laat het is. Niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk. Mijn persoonlijke barometer geeft overduidelijk signalen af. Het klopt, steekt en wordt dik. Voor de broodnodige helderheid: het gaat over mijn benen. Bij de huidige weersomstandigheden houdt dat in dat het onvermijdelijk is dat ik me in mijn steunkousen moet hijsen. Voor wie zoiets nog nooit heeft gedaan: het is een heel karwei, maar ik weet mijn lot manmoedig te dragen.Ook zonder die lijfelijke signalen openbaart de verlaging van de luchtdruk zich in alle heftige duidelijkheid. Nu de herfst de bladerpracht van de eik in onze tuin heeft doen verdwijnen klettert de zoveelste regenbui ongehinderd met geweld tegen het klapraam. Het is een zolderraam, en dat versterkt het geluid. Niveautje aanslag, zal ik maar zeggen.Al het gedoe met die steunkous maakt dat mijn spaarzame tijd tussen opstaan en het op mijn werk verschijnen korter en krapper wordt. Vervelend. Vroeger kon ik in zo’n geval stiekem in ons kantoor binnensluipen, maar sinds de baas een heuse tijdklok heeft geïnstalleerd moet ik toch echt op tijd proberen te zijn.Een kop hete koffie brandt zich een weg naar mijn maag en een paar droge sneeën brood completeren mijn Spartaanse ontbijtje. Nog kauwend bereik ik mijn auto om vijf minuten later ons kantoor te bereiken. Eventuele snelheidsboetes, bijna onvermijdelijk, zal ik wel proberen te declareren.Bij binnenkomst activeer ik, bijna op tijd, op mijn account de tijdklok en dan zie ik hoe Tanja, onze receptioniste, me totaal in shock en met open mond aankijkt. Of beter gezegd, ze kijkt naar een punt vlak boven mijn ogen.Dan valt mijn kwartje. Ik ben vergeten mijn toupetje op te zetten.

Kat in actie

Een kat die de aandacht wil heeft zo haar eigen manieren om die te krijgen…

Afbeelding door Koen Eijkelenboom via Unsplash

Miesje, de schootkat van buurvrouw Jansen, rekte zich eens lekker en behaaglijk uit. Voorzichtig stond ze op en inspecteerde haar etensbakje.

Geschokt bleef ze even staan kijken.

Leeg. Wat was dat nou voor service? Licht ontstemd trippelde ze naar het grote raam, het wolbolletje waar ze zo graag mee speelde categorisch negerend. Wie honger heeft speelt niet, zo simpel is het.


Buiten was het vrouwtje aan het werk. Met een meetlint werd precies de juiste positie bepaald voor een nieuw gat in de grond.
Miesje liet een klagende ‘miauw’ horen, maar het uitstekend isolerende glas liet geen geluid door en het vrouwtje liet ijverig tulpenbol na tulpenbol in de gaatjes vallen. Zelfs een tik tegen het raam met haar pootje werd niet gehoord of gezien.


Tijd voor maatregelen, wie niet horen wil moet maar voelen. Met een sprong zat Miesje op de boekenplank boven de versterker. Behalve boeken stonden hier ook foto’s. Foto’s in blinkende en dus aantrekkelijke lijstjes, zeker als het zonlicht erop viel. Nog één keer keek Miesje op. Het vrouwtje was nog steeds aan het werk. Harde actie dus. Met haar voorpootje tikte ze zacht maar doeltreffend tegen de eerste foto, waarop het baasje met zijn nieuwe tractor stond. Het fotolijstje aarzelde niet en kletterde op de grond.


Buiten werden de bollengaatjes dichtgemaakt, maar aan Miesje werd nog steeds geen aandacht besteed. Tijd voor foto twee. En drie. Maar nee, het maakte nog steeds niet de gewenste indruk. Het moest niet veel gekker worden, zo’n behandeling was Miesje niet gewend. Met de volgende tik kwam de Chinese vaas in duizenden stukjes op de tegelvloer terecht. Het vrouwtje was ondertussen buiten met een tuinschaar in de weer om de takjes van wat struiken in te korten. Tussendoor stak ze steeds een volgend dropje in haar mond. Zij snoepte wel!


De ‘miauw’ van Miesje klonk bozer en bozer. Ze werd gewoon genegeerd, wat was dát nou! Met een sprong landde ze op het kussentje van de bank en zette ze daar stevig haar nageltjes in. De dunne stof kon daar niet tegenop en spleet uiteen, waardoor de kussenvulling in duizenden vlokjes in het rond vloog. Normaal gesproken zou dit geweldig speelgoed zijn, maar het was Miesje al na één poging teleurstellend duidelijk: dit spul was niet te eten. Ook die zak strooizout bij de achterdeur werd vakkundig opengescheurd en de inhoud verspreid over de keukenvloer, maar ook dat leverde niks eetbaars op.
Miesje sprong boos tegen de ramen op.

Ha gelukkig, nu keek het vrouwtje wel.  In blije afwachting stond Miesje bij de deur. Nu zou het allemaal goed komen.

De vergelding

Een glas whisky, met daarin nog slechts enkele korreltjes…

Afbeelding door Anastasia Zhenina via Unsplash

Nog een keer draaide Jordi zich om. Hij moest toegeven, het was toch jammer, om niet te zeggen: een verspilling. Hij haalde zijn schouders op. Niets aan te doen. Daar lag Dora, absoluut een schoonheid, zorgvuldig op de bank gedrapeerd. Haar hand hing slag over de leuning, haar ogen staarden levenloos in het oneindige. Op het salontafeltje stond het glas, waarin het laatste restje whisky zich had vermengd met de al lang gesmolten ijsblokjes. Daarnaast, dat had hij goed uitgedacht, lag de lege verpakking van de medicijnen. In het glas zweefden enkele laatste korreltjes nog naar de bodem. Hij had niet alles in het drankje kunnen oplossen, de rest van de tabletten had hij gewoon rechtstreeks in haar mond gestopt en die net zo lang dichtgehouden tot ze alles netjes had doorgeslikt. Het had niet lang geduurd. Het hielp wel dat ze al behoorlijk versuft en beneveld was, zodat hij niet al te veel geweld had hoeven gebruiken. Te veel blauwe plekken pasten niet in het beeld dat hij had willen scheppen. Natuurlijk had hij vervolgens het glas, de tafel en het doosje van de medicijnen zorgvuldig afgeveegd en daarna zijn handschoenen weer aangedaan.

Het briefje dat hij haar had gedwongen te schrijven lag er naast. ‘Ik kon niet anders’, meer tekst was niet nodig, de omstandigheden zouden voor alle verklaringen zorgen.

Jordi haalde zijn reservesleutel uit zijn broekzak en sloot de voordeur zorgvuldig achter zich af. Dora had nooit geweten dat hij die sleutel had meegenomen, vorige maand toen ze hem als oud vuil afdankte en de deur uitzette. Toen al had hij geweten dat hij hier terug zou komen. Zijn plannen waren snel gemaakt. Eerst zij, dan hij, het was een logische vergelding, onvermijdelijk.

Het volgende adres was niet ver, in hetzelfde gebouw, maar dan een vijftal etages hoger. Zo hadden ze elkaar leren kennen, Dora en Harold, in de lift. Diezelfde lift die hij nu nam om het karwei af te maken, op de een of andere manier was dit passend, maakte dit het verhaal rond. Gelukkig waren er geen andere mensen in de lift, het was beter als hij hier niet werd gezien.

De vijf verdiepingen flitsten voorbij, maar in plaats van te stoppen op de gewenste verdieping schoot de lift verder omhoog om even later te blijven hangen. Een minuut, twee zelfs, bleef het stil. Hij fronste zijn voorhoofd, een storing op dit moment zou al zijn plannen in de war sturen! Het was van groot belang dat hij hier niet werd gezien! Had hij nu toch de trap maar genomen! Een momentje stond hij in dubio. Bellen met het noodnummer? Geen optie, dan zou de camera worden geactiveerd en zou zijn identiteit onthuld worden. Gefrustreerd sloeg hij tegen de wand van de cabine. Of die slag er iets mee te maken had of niet, feit was dat de cabine zich traag in beweging zette om dan te blijven hangen, toevallig precies op de goede verdieping. De deuren openden zich en hij terwijl hij om zich heen keek stapte hij uit. Niemand te zien.

Het laatste appartement was van Harold. Jordi haalde diep adem en drukte op de deurbel. Zorgvuldig stapte hij naast de deur, zodat het oogje in de deur hem niet zou verraden. De deur draaide naar binnen open en snel, zonder Harold enige kans op verweer of protest te geven drong Jordi het appartement binnen, haalde het vlijmscherpe keukenmes tevoorschijn dat hij bij Dora had meegenomen en stak toe. Eén keer was voldoende, hij heeft altijd al een vaste en doeltreffende hand gehad. Terwijl de handen van Harold zich nog uitstrekten naar het mes dat uit zijn borst stak, sloeg het lichaam al tegen de grond.

Jordi trok de deur dicht. De liftdeuren stonden nog open en een halve minuut later verliet hij het flatgebouw. Het plan was uitgevoerd, zijn wraak was zoet.

Geen weg terug

De fatale laatste seconden tikken weg…

Vastgesnoerd lig ik op het bed. Een hard bed, het is niet ontworpen voor comfort of gemak. De ruimte om me heen is dat ook niet. Niet voor mij, tenminste. Vlak voor me hangt een grote klok, de secondewijzer tikt ritmisch mijn tijd weg. Letterlijk. Vijf minuten, meer is het niet.
Het leven is hard en onrechtvaardig, maar ik heb me er bij neergelegd. Ik moet wel, ik kan ook niet anders. De beelden flitsen opnieuw voor mijn geestesoog voorbij. Niet voor de eerste keer, maar misschien eindelijk wel voor de laatste. Die noodlottige nacht, vijftien jaar geleden. Er hadden schoten geklonken in het steegje, een schreeuw, rennende voetstappen. De meeste mensen zouden rechtsomkeert hebben gemaakt. Ik niet. Toen ik dichterbij kwam zag ik de man liggen, bloedend, stervend. De boosdoener lag naast hem en in een reflex pakte ik het op, hiermee mijn eigen noodlot bezegelend.
Vier minuten. De politie was wonderlijk snel ter plaatse. Er waren verhoren en natuurlijk een rechtszaak. En er waren getuigen die mij met graagte aanwezen. Stellig. Veroordelend. Niets van wat ik zei maakte indruk. Had ik niet zelf dat wapen in handen gehad toen de politie kwam?

Nog maar drie minuten. Mijn zaak was niet meer dan routine, het oordeel lag al vast. Een dure advocaat had ik niet. Of het verschil zou hebben uitgemaakt? Wie zal het zeggen. Ze hebben het geprobeerd, dat doen ze nog steeds. Ik geloof er al lang niet meer in.

Een man schuift gordijnen weg van de ramen. Achter het ene raam zie ik mijn geliefden met betraande gezichten. Achter het andere raam kijken onbekende gezichten me vol woede en haat toe. Ik zou ze willen toeroepen: ‘Ik was het niet!’ Maar ik weet, ze horen me niet, ze hebben me nooit willen horen, nooit willen geloven.
Twee minuten. Dan is het gedaan.

Er komt een man op me af, een verpleger, hoe wrang is dat? Het is zijn taak om een infuus aan te leggen. Als dat gedaan is wijst de klok nog één minuut aan. Een streng uitziende man maakt een gebaar. Het is te vroeg, hij berooft me van mijn laatste seconden. Dit is het dan. De ingespoten vloeistof maakt me slaperig. Terwijl alles om me heen vervaagt en donkerder wordt blijft het beeld van de strenge man nog even hangen op mijn netvlies.

Hij kijkt naar de klok. Het is exact acht uur en precies op dat moment hoort hij het belsignaal van zijn telefoon. Hij neemt op.

Terwijl ik definitief wegzak in de eeuwigheid hoor ik hem vanaf de randen van het leven nog roepen. ‘Stop!’